Het boerenleven, ieder had zijn taak

Over het boerenleven in de negentiende eeuw

Landbouwer Cees Polderdijk van Nieuwlandsrust werd in 1972 geïnterviewd voor Bulletin over het
boerenleven in de negentiende eeuw.

“De boerderij van Polderdijk ligt aan de Oude Dijk te Nieuw- en Sint Joosland. De hofstede is van het langgeveltype, dat wil zeggen woonhuis en schuur aaneengebouwd en in elkaars verlengde. De oprijlaan is beplant met zeer oude lindebomen, ze staan er al meer dan 150 jaar. Voor het huis, dat is gebouwd in 1787, staan kastanjebomen, met rode en witte bloesem, deze zijn ook al een eeuw oud. Volgens de heer Polderdijk geuren zijn rozen -die meer dan 70 jaar oud zijn- nog altijd meer dan de nieuwe rassen. Het bijgeloof vierde hoogtij in de vorige eeuwen vandaar de taxusbomen in de tuin. Deze stonden er om de boze geesten te weren.”(…)

Koeien van Nieuwlandsrust in de wei bij drinkput
Figuur 1. De koeien van Nieuwlandsrust in de wei bij de drinkput.

De heer Polderdijk vertelt dat zijn familie al zeer lang op deze boerderij zit. Het eerstefamilielid van het geslacht dat op de boerderij kwam was Ferdinandusse. Hij leefde van 1794 tot 1852 en was afkomstig uit Wemeldinge.

“Zoals wel meer in die tijd trokken boeren uit Zuid-Beveland naar Walcheren om nieuwe grond te beboeren. Na Ferdinandusse kwam de eerste Polderdijk, die leefde van 1819 tot 1916. Dit was één van de eerste landmeters van het Kadaster, die het hele land doortrokken. Later werd hij boer van Nieuwland. De heer C. Polderdijk is rustend landbouwer, hij is 70 jaar oud en zijn zoon Lein beheert nu het bedrijf.

In de huiskamer kan men nog de sfeer van vroeger proeven, hoewel er in de loop der jaren heel wat veranderd is. Zo lagen er vroeger plavuizen op de vloer. Soms legde men hierop een laagje stro met daar weer over heen een kleed. Het was wel zacht, maar mevrouw Polderdijk vindt de tegenwoordige vloerbedekking toch idealer.

Het mooiste en gezelligste plaatsje was volgens de heer Polderdijk voor de open haard. Boven de open haard was een uitgebouwde schouw, hierop stonden borden van aardewerk. Aan de ene zijde stond de tabakspot en aan de andere kant hing het pijpenrek. De pijpen waren van steen. Op de kop zat een dekseltje om het vuurspatten tegen te gaan. Aan de schouw hingen dan nog de blaaspijp en enkele tangen. Ter herinnering aan de bruiloft van de boer en boerin werd vaak een schilderij aangeboden, dit werd naast de schouw gehangen.

Vaak stond in de kamer de vierbenne. Dit was een luierdroger, een rek waar binnen warme kolen inzaten. De warme lucht steeg op en droogden de luiers. Tegenover de raamzijde bevonden zich de bedsteden. De matras bestond uit een laag stro. Volgens mevrouw Polderdijk waren er genoeg families waar alvorens men ging slapen de muizen verjaagd moesten worden. De jongste telg sliep onder handbereik van de huisvrouw. De bedsteden konden afgesloten worden met deurtjes. Van frisse lucht hielden mensen niet.(…)

Ieder had zijn taak op de boerderij. De vrouw was de baas in huis, de man op het erf en op het land. “Het boerenleven was vroeger hard en vermoeiend”, zegt de heer Polderdijk. “Voor de boer was het om 04.00 uur opstaan en de dieren verzorgen. De vrouw moest gaan melken, de boeren konden dit meestal niet. Dit was één van de redenen waarom men een vrouw moest opdoen.

Het graan werd in de winter in de schuur gedorst, hieraan had men weken werk. Donderdags ging  de boer naar de markt met een monsterzakje. Het witte zakje met de initialen van de boer bleef bij de handelaar, de volgende dagen bracht de knecht het product naar de graanbeurs.

Al het vervoer ging per paard en wagen. Naar de markt en naar de kerk nam men de verenwagen, voor het andere werk de boerenwagens. Ook was op het bedrijf een kleiner wagentje aanwezig dat gebruikt werd door de boerin om de melk en de eieren uit te leuren. Men leefde geïsoleerd aldus de heer Polderdijk.”

Figuur 2. Cees Polderdijk en zijn echtgenote. Rechts staat een deel van de familie Van Kinschot (Foto: jhr. M. van Kinschot)

De tijden zijn veranderd, de heer Polderdijk heeft zijn bedrijf overgedaan aan zijn zoon. Alles gaat machinaal. Afstanden bestaan er niet meer. Hij haalt herinneringen op, maar kijkt ook vooruit. Hij heeft de stad Middelburg dichter bij het bedrijf zien komen. Hij hoopt alleen dat naast de industrie een gezonde landbouw mag blijven bestaan.